Betalingstoezegging is niet voldoende om een faillissement te voorkomen

28 juni 2018

Hoe zat het ook al weer?

Op grond van artikel 1 Faillissementswet kan een schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij opgehouden heeft te betalen in staat van faillissement worden verklaard.

Volgens vaste rechtspraak moet een schuldenaar tenminste twee schuldeisers onbetaald laten om failliet te kunnen worden verklaard (het pluraliteitvereiste). Dit vereiste wordt gesteld omdat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder zijn gezamenlijke schuldeisers. Met dat doel strookt niet de faillietverklaring van iemand die slechts één schuldeiser heeft (o.a. Hoge Raad d.d. 24 maart 2017, NJ 2018/225). Een steunvordering hoeft niet opeisbaar te zijn en evenmin behoeft de omvang van die vordering vast te staan. Het enkele bestaan van een steunvordering op het tijdstip van het uitspreken van het faillissement is voldoende (Hoge Raad d.d. 11 juli 2014, NJ 2014/407).

Het onbetaald laten van meerdere schuldeisers is een noodzakelijke, maar niet altijd een voldoende voorwaarde om te kunnen aannemen dat schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Ook als vaststaat dat meerdere schuldeisers onbetaald worden gelaten, moet nog steeds worden onderzocht of de schuldenaar in genoemde toestand verkeert (Hoge Raad d.d. 11 juli 2008, JOR 2008/252).

Betalingstoezegging van steunvordering(en)
In zijn arrest van 25 mei 2018 (ECLI:NL:HR:2018:774) heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vraag of voldaan is aan het pluraliteitvereiste wanneer ten tijde van de beoordeling door de rechter in hoger beroep de steunvorderingen bestaan, maar dat is toegezegd (en ook gebleken is dat de benodigde gelden aanwezig zijn) dat die steunvorderingen na vernietiging van het faillissement worden betaald.

De Hoge Raad oordeelt dat wanneer steunvorderingen pas worden voldaan ná vernietiging van het faillissement – omdat die voldoening is toegezegd onder de voorwaarde dat de vernietiging wordt uitgesproken – zij ten tijde van de beslissing op de faillissementsaanvraag dus nog bestaan en er voldaan is aan het pluraliteitvereiste. Wèl moet de rechter nog steeds onderzoeken of de schuldenaar ook in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het feit dat de schuldenaar al zijn schuldeisers, behalve de verzoeker van het faillissement, voldoet kan er volgens de Hoge Raad op wijzen dat de schuldenaar in die toestand verkeert.

Het antwoord van de Hoge Raad lijkt voor de hand te liggen, maar dit arrest is van groot belang voor de praktijk. Niet zelden worden in het kader van hoger beroep gelden gestort op (bijvoorbeeld) een derdenrekening van een advocaat, om na vernietiging van het faillissement te worden aangewend om de steunvorderingen te betalen. Op basis van dit arrest is het de vraag of deze praktijk in stand kan blijven. Het lijkt er op dat vanaf nu ook een regeling met de aanvrager van het faillissement moet worden getroffen.

Voor meer informatie:
Erik Kuper
kuper@vzba.nl
T: 0341- 420606