BEVAT ARTIKEL 30P RV EEN EXCLUSIEVE REGELING VOOR HET DOEN VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK?

18 oktober 2018

Op 1 september 2017 is artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking getreden. Vóór de inwerkingtreding is er volop discussie geweest over de wenselijkheid van dit artikel en ná de inwerkingtreding is de vraag gerezen hoe dit artikel zich verhoudt tot de bestaande praktijk.

Artikel 30p Rechtsvordering
Het artikel luidt als volgt:

  1. De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen.
  2. In afwijking van de artikelen 230 en 287 bestaat de mondelinge uitspraak uit de beslissing en de gronden van de beslissing.
  3. Van de mondelinge uitspraak wordt door de rechter een proces-verbaal opgemaakt.
  4. Het proces-verbaal wordt door de rechter ondertekend. Bij verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal vermeld.

Oude recht en praktijk
Onder het voorheen geldende recht was de mondelinge uitspraak alleen wettelijk geregeld voor tussenvonnissen. In de praktijk komt de mondelinge uitspraak evenwel voor bij alle soorten uitspraken, ook bij einduitspraken en wel in het geval dat een zodanig spoedeisend belang bestaat bij een uitspraak dat een (volledige) schriftelijke uitwerking daarvan niet kan worden afgewacht en de uitspraak dus aanvankelijk alleen in mondelinge vorm kan worden gedaan. Dit betreft niet alleen het kort geding, maar ook andere soorten procedures. De beslissing op een verzoek tot vrijheidsbeneming op grond van de Wet BOPZ vormt daarvan een voorbeeld. In veel gevallen zal alleen al in het verband met het karakter van deze beslissing en ook met de korte termijnen die gelden op grond van de Wet BOPZ, het spoedeisend belang bij een mondelinge uitspraak bestaan.

Hoge Raad
De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 20 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:650) geoordeeld dat art. 30p Rv er niet aan in de weg staat dat gerechten hun bestaande praktijk handhaven om in spoedeisende zaken mondeling uitspraak te doen en die verder op schrift uit te werken, ook in het geval een van partijen niet ter zitting in verschenen. De bepaling van art. 30p Rv ziet, mede blijkens de daarop gegeven toelichting, kennelijk met name op eenvoudige zaken, waarin geen spoedeisend belang bij de uitspraak behoeft te bestaan en waarin de genoemde voorschriften praktisch toepasbaar zijn.

In de uitspraak heeft de Hoge Raad verder nog nadere regels gegeven over de wijze waarop met de bestaande praktijk en met art. 30p Rv moet worden omgegaan. Wordt mondeling uitspraak gedaan, dan geldt de dag waarop die uitspraak plaatsvindt, als de dag van de uitspraak. Dit geldt zowel voor de mondelinge uitspraak als bedoeld in art. 30p Rv, als voor de mondelinge uitspraak volgens de bestaande praktijk. De schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak dient als uitspraakdatum de dag van de mondelinge uitspraak te vermelden, maar met de uitdrukkelijke aantekening dat het de schriftelijke uitwerking betreft van de reeds mondeling gedane uitspraak, onder de vermelding van de datum waarop de schriftelijke uitwerking is vastgesteld, opdat één en ander controleerbaar is voor partijen en de rechter in een volgende instantie. In het geval dat de verplichting bestaat om bij het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de uitspraak, dadelijk de gronden voor dat rechtsmiddel aan te voeren, zoals in cassatie, dienen partijen steeds ten minste twee weken beschikbaar te hebben voor het aanvoeren van die gronden of zoveel minder als overeenstemt met de in het gegeven geval van toepassing zijnde kortere wettelijke rechtsmiddelentermijn.

Voor meer informatie:
Tamara Putters
putters@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341- 420606