Einde verjaringstermijn van vordering op niet meer bestaande rechtspersoon

11 oktober 2017

Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2017:1182 (X/Rabobank)) over de verjaring van een vordering op een gefailleerde rechtspersoon die na de afwikkeling van het faillissement was opgehouden te bestaan.

Op een bij de curator in een faillissement ingediende vordering vindt in de regel geen uitkering plaats. Bij opheffing van het faillissement wegens “gebrek aan baten” wordt de rechtspersoon ontbonden en houdt deze op te bestaan (artikel 2:19 BW).

Dat betekent niet dat verhaal van de vordering op de rechtspersoon voor altijd onmogelijk is geworden. Wanneer op enig moment van het bestaan van een bate blijkt kan een verzoek tot heropening van de vereffening worden ingediend bij de rechtbank (artikel 2:23c BW). Op grond van artikel 36 lid 1 Faillissementswet kan een rechtsvordering in ieder geval niet tijdens het faillissement van de rechtspersoon verjaren. Wanneer een verjaringstermijn van een rechtsvordering tijdens het faillissement zou verlopen of binnen zes maanden na het einde daarvan, loopt de termijn door tot zes maanden na het einde van het faillissement zijn verstreken.

Indien de rechtbank de vereffening heropent, dan herleeft de vennootschap om de vereffening alsnog op de juiste wijze af te wikkelen. Maar kan in de tussentijd een vordering zijn verjaard?

Artikel 2:23c lid 2 BW jo. 3:320 BW bepaalt dat wanneer een verjaringstermijn zal verstrijken gedurende de periode waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan of binnen zes maanden na heropening van de vereffening, die verjaringstermijn voortduurt totdat zes maanden na die heropening zijn verstreken.

In zijn arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een lopende verjaringstermijn in elk geval niet afloopt zolang de vereffening van de rechtspersoon niet is heropend op de voet van artikel 2:23c lid 1 BW. Dit brengt mee dat heropening van een vereffening geen vereiste is voor het (voort)lopen van de verjaringstermijn. Om die reden is stuiting van een vordering op een niet meer bestaande rechtspersoon niet vereist gedurende de periode dat die rechtspersoon niet meer bestaat.

Voor meer informatie:
Erik Kuper
kuper@vzba.nl
T: 0341- 420606