HET TIJDSTIP VAN HET KUNNEN BEEINDIGEN VAN EEN SLAPEND DIENSTVERBAND IS BEPALEND VOOR HET RECHT OP EEN TRANSITIEVERGOEDING.

12 maart 2020

De Hoge Raad heeft op 8 november 2019, in het zogenoemde Xella- arrest, bepaald dat de werkgever gehouden is slapende dienstverbanden te beëindigen met betaling van een transitievergoeding als een werknemer daarom verzoekt. De Hoge Raad heeft hierin tevens opgenomen dat de transitievergoeding niet meer hoeft te bedragen dan wat verschuldigd zou zijn bij ontslag op de dag na die waarop de werkgever de arbeidsovereenkomst kon beëindigen wegens de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

Dát een transitievergoeding dient te worden betaald ook al is de beëindiging op verzoek van de werknemer is inmiddels duidelijk. Echter het is in sommige situaties nog onduidelijk hoe en vanaf welke datum de transitievergoeding moet worden berekend en óf er daadwerkelijk aanspraak op een transitievergoeding bestaat. Na het Xella- arrest zijn er inmiddels diverse uitspraken van rechtbanken geweest die nieuwe vragen en discussies opwerpen.

In een zaak bij de rechtbank Noord- Holland d.d. 23 december 2019 (JAR 2020/41) zijn deze vragen aan bod geweest.

In deze zaak diende een transitievergoeding te worden betaald die gelijk is aan de transitievergoeding op het moment dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 BW lid 2 sub b BW. Dit is het moment dat een werkgever de bevoegdheid heeft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. In deze zaak was echter niet duidelijk wanneer dat moment was. Volgens de werkgever eindigde de wachttijd reeds in januari 2015 maar volgens de werknemer pas op 14 maart 2017.

Het enkele feit dat de wachttijd is verstreken is onvoldoende voor ontslag. Het dient tevens aannemelijk te zijn dat de werknemer niet binnen 26 weken zal herstellen en de werknemer dus geen aangepast werk kan verrichten. In voornoemde zaak was het advies van de verzekeringsarts dat de werknemer tot 2017 zou worden opgeroepen voor passende werkzaamheden. Hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. Op 14 maart 2017 is uiteindelijk de volledige arbeidsongeschiktheid bevestigd. Voor zolang er nog re-integratiemogelijkheden zijn, kan de werkgever dus niet overgaan tot opzegging.

De kantonrechter heeft in deze zaak tevens overwogen dat indien de arbeidsovereenkomst wel beëindigd had kunnen worden vóór 1 juli 2015, dan is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd. Vóór 1 juli 2015 bestond er namelijk nog geen wettelijke aanspraak op een transitievergoeding. In de zaak bij de rechtbank Noord- Holland is echter vast komen te staan dat de arbeidsovereenkomst pas ná 1 juli 2015 had kunnen worden beëindigd dus is er wel recht op een transitievergoeding.

Voor meer informatie:
Luciënne ter Haar
terhaar@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606