HOE ZAT HET OOK ALWEER MET HET ONTSLAG VAN DE STATUTAIR BESTUURDER?

3 mei 2021

Bestuurders van een besloten of naamloze vennootschap zijn veelal op twee manieren aan de onderneming verbonden. Allereerst wordt een statutair bestuurder als zodanig benoemd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) of de Raad van Commissarissen (RvC). Daarnaast is een bestuurder doorgaans werkzaam binnen de besloten of naamloze vennootschap op basis van een arbeidsovereenkomst. Dit leidt ertoe dat het vennootschapsrecht en het arbeidsrecht samenkomen, daar waar het bijvoorbeeld gaat om het ontslag van de bestuurder.

Vennootschapsrechtelijk ontslag: het ontslagbesluit
Onderscheid moet worden gemaakt tussen aan de ene kant het vennootschapsrechtelijke ontslag en aan de andere kant het arbeidsrechtelijke ontslag. Om een einde te maken aan de vennootschapsrechtelijke positie van de bestuurder is een rechtsgeldig besluit van de AvA of de RvC nodig. Daarbij is het van belang dat aan de wettelijke en statutaire eisen wordt voldaan. Zo moet onder andere de bestuurder worden gehoord door de AvA voordat tot ontslag kan worden overgegaan

In de situatie dat de AvA een geldig ontslagbesluit heeft genomen, eindigt de vennootschapsrechtelijke verbondenheid van de bestuurder. In beginsel leidt het ontslagbesluit voor de bestuurder tevens tot het einde van zijn arbeidsovereenkomst, tenzij andere afspraken zijn gemaakt of er een opzegverbod geldt. Dit heeft de Hoge Raad overwogen in de zogeheten 15 april arresten (ECLI:NL:HR:2005:AS2713 en ECLI:NL:HR:2005:AS2030).

Op 15 april 2005 wees de Hoge Raad drie arresten over het ontslag van de statutair bestuurder. De Hoge Raad overwoog onder meer:

3.5.3. Naar mede blijkt uit de wetsgeschiedenis van (de voorloper van) de art. 2:134 en 2:244 BW (weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.9), strekken deze bepalingen ertoe te bewerkstelligen dat door een ontslagbesluit ook een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrechtelijke verhouding. Daarom heeft te gelden dat een ontslagbesluit in beginsel tevens beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder tot gevolg heeft. Voor een uitzondering is slechts plaats indien een wettelijk ontslagverbod aan die beëindiging in de weg staat (vgl. HR 17 november 1995, rek. nr. 8746, NJ 1996, 142) of indien partijen anders zijn overeengekomen.

Arbeidsrechtelijk ontslag
Voor het ontslag van een statutair bestuurder geldt geen preventieve ontslagtoets. Voorts heeft de statutair bestuurder niet de mogelijkheid om na ontslag herstel van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.

Voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is ‘een redelijke grond’ vereist.

In de situatie dat een redelijke ontslaggrond ontbreekt, is het voor de ontslagen werknemer (niet uitgezonderd de bestuurder) mogelijk om toekenning van een billijke vergoeding te verzoeken.

Een andere punt die de invoering van de Wwz met zich brengt is de verplichting om ex artikel 7:669 BW de mogelijkheid tot herplaatsing te onderzoeken. Of dit in de praktijk mogelijk is, zal grotendeels afhangen van de reden van het ontslag. Denkbaar is dat herplaatsing binnen de vennootschap niet haalbaar zal zijn, indien de reden van het ontslag gelegen is in een vertrouwensbreuk tussen de voor ontslag voorgedragen bestuurder en de aandeelhouders,

Voorts heeft de ontslagen bestuurder, net als ieder andere werknemer, recht op de wettelijke transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW (mits wordt voldaan aan de wettelijke vereisten).

Mogelijkheden vernietiging ontslagbesluit
Indien de statutair bestuurder zijn ontslag wil laten vernietigen, moet hij om vernietiging verzoeken op grond van het vennootschapsrecht en niet op grond van het arbeidsrecht.

Het ontslagbesluit is immers een besluit in vennootschapsrechtelijke zin. Een dergelijk ontslagbesluit kan slechts vernietigd worden op een aantal gronden, zo volgt uit artikel 2:15 lid 1 jo. 2:8 BW.

Artikel 2:15 lid 1 BW:

‘‘lid 1: Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar:

  1. wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen;
  2. wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist;
  3. wegens strijd met een reglement.’’

Artikel 2:8 lid 1 BW:

‘‘lid 1: Een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.’’

De statutair bestuurder dient feiten te stellen en zo nodig te bewijzen dat het ontslagbesluit vernietigd dient te worden omdat het besluit in strijd is met de geldende redelijkheid en billijkheid. Of sprake is van strijdigheid met de redelijkheid en billijkheid moet beoordeeld worden aan de hand van alle omstandigheden die zich op dat moment voordoen. Daarbij merk ik op dat een rechter over het algemeen terughoudend zal toetsen, omdat de AvA een grote vrijheid heeft, daar waar het gaat om de onderbouwing van een ontslagbesluit.

Twee conflicterende rechtsgebieden?
Het arbeidsrecht vereist voor een rechtsgeldig ontslag een redelijke grond voor ontslag. Aan de andere kant bestaat er voor de AvA het recht om te allen tijde een ontslagbesluit te nemen. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?

In 1983 overwoog de Hoge Raad in het arrest Sjardin/Sjartec dat een inhoudelijke toetsing van de ontslaggronden aan de orde moet komen in een arbeidsrechtelijke procedure en niet in een procedure over de vennootschapsrechtelijke redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:15 lid 1 BW. Kortgezegd is er geen ruimte voor een arbeidsrechtelijke toetsing bij het nemen van een ontslagbesluit op basis van het vennootschapsrecht.

Een interessant vraagstuk is of hetgeen door de Hoge Raad is overwogen in Sjardin/Sjartec onveranderd is gebleven, ook na invoering van de Wwz. Tot op heden is het onduidelijk of het ontbreken van een arbeidsrechtelijke ontslaggrond voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een vernietigbaar ontslagbesluit op grond van artikel 2:15 jo. 2:8 BW. Zoals gezegd, speelt de schending van het arbeidsrecht in beginsel geen rol bij de vennootschapsrechtelijke toetsing. Echter, het is denkbaar dat de afwezigheid van een redelijke grond in arbeidsrechtelijke zin ertoe kan leiden dat ook sprake is van strijdigheid met de norm van artikel 2:8 BW, in ieder geval voor wat betreft de totstandkoming van het ontslagbesluit.

Samengevat dient het voorgenomen ontslag van een bestuurder deugdelijk te worden voorbereid en moet rekening worden gehouden met de wettelijke bepalingen uit zowel het vennootschapsrecht als het arbeidsrecht.

Voor meer informatie:
Wilt u meer weten over dit onderwerp of heeft u op een ander terrein juridisch advies nodig, neem dan gerust contact met mij op.

Annefleur Bastin
bastin@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606