HOGE RAAD 16 OKTOBER 2020: UITSPRAAK RECHT OP AFSTORTING PENSIOEN IN GEVAL VAN RISICOVOLLE ONDERNEMING
Bestaat er een recht op afstorting als sprake is van een risicovolle onderneming, pensioen in een pensioen B.V. en een sterke afname van de beschikbare middelen in de pensioen B.V.?
Casus
Het betreft een echtscheiding, waarbij de man pensioen heeft opgebouwd in eigen beheer. Dit pensioen is ondergebracht in een pensioen B.V. Toen de man in 2007 met pensioen ging, bedroeg de commerciële waarde van het pensioen bijna 2 miljoen en beschikte de pensioen B.V. over ruim 2 miljoen. Oftewel: er was voldoende dekking voor de opgebouwde pensioenrechten.
Hierna gaan partijen scheiden. De vrouw verzoekt om afstorting van haar vereveningsrecht en bijzonder partnerpensioen. De man meent dat zij hierop geen recht heeft, dan wel dat de onderneming over onvoldoende middelen beschikt. De holding en dochtermaatschappij waar de man directeur-grootaandeelhouder is, zijn risicovolle ondernemingen.
Gerechtshof
Omdat het risicovolle ondernemingen betreffen, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overwogen dat de man – door te kiezen voor een pensioen B.V. – voldaan heeft aan zijn zorgplicht. Op die wijze zijn de pensioengelden weggehaald uit de risicovolle ondernemingen. Dat vervolgens, als gevolg van de crisis op de financiële markten en de wijziging van de rekenrente sprake is van onderdekking in de pensioen B.V. kan de man niet verweten worden, zo heeft het Gerechtshof geoordeeld.
Nu een groot deel van de middelen van de pensioen B.V. bestaat uit een achtergestelde lening aan de dochter B.V., heeft het Gerechtshof geoordeeld dat de vrouw aanspraak heeft op afstorting van haar pensioenaanspraken. Zij mag niet afhankelijk blijven van het beleid van de man in de verschillende B.V.’s. Nu er sprake is van onderdekking, moeten de aanwezige middelen echter door partijen gedeeld worden in verhouding van hun pensioenaanspraken. De vrouw heeft derhalve volgens het Gerechtshof recht op de helft van de op 1 oktober 2017 aanwezige middelen voor afstorting van haar recht op ouderdomspensioen en aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Temeer nu de pensioen B.V. tot op heden altijd het aan de vrouw toekomende ouderdomspensioen heeft uitgekeerd.
De Hoge Raad
De man is het hier niet mee eens en stelt een incidenteel beroep in bij de Hoge Raad. Het verwijt van de man is dat het Gerechtshof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het tijdsverloop en de uitkering aan de vrouw gedurende de procedure na 1 oktober 2017. Door alsnog 50% van de beschikbare middelen op 1 oktober 2017 toe te kennen, heeft het Gerechtshof teveel middelen aan de vrouw toegekend. Het Gerechtshof had de op het moment van afstorting beschikbare middelen bij helfte tussen partijen moeten delen. De Hoge Raad volgt de man hierin. Niet is gebleken dat het Gerechtshof de onderhavige stelling van de man in haar beoordeling heeft betrokken. Door enerzijds te stellen dat de beschikbare middelen gedeeld moeten worden tussen partijen en anderzijds de man te veroordelen de helft van de op 1 oktober 2017 beschikbare middelen af te storten voor de vrouw, is volgens de Hoge Raad sprake van een onvoldoende gemotiveerde beslissing van het Gerechtshof.
De Hoge Raad verwijst de kwestie dan ook naar Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Nu is het wachten op de uitkomst daarvan.
Voor meer informatie:
Charlotte Gazendam
gazendam@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606
Gerelateerd
-
20 november 2024
Indexatie alimentatie
-
30 oktober 2024
HET KINDGESPREK MET DE RECHTER
-
24 mei 2024
ONTWIKKELINGEN ADOPTIE UIT HET BUITENLAND
-
12 april 2024
HET OUDERLIJK GEZAG, WAT IS DAT EIGENLIJK?