Hoge Raad sanctioneert dubbele beloning oproepkrachten
Volgens artikel 7:628a van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een oproepkracht voor iedere
keer dat hij wordt opgeroepen recht op minimaal drie uur loon, indien aan één van de volgende
voorwaarden is voldaan: (1) de werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor minder dan 15
uur per week waarbij niet duidelijk is vastgelegd op welke tijdstippen hij moet werken, of (2)
werkgever en werknemer hebben geen afspraken gemaakt over het aantal uren dat gewerkt
moet worden (bijvoorbeeld een nul-urencontract). In de zaak die leidde tot het arrest van 3 mei
2013 werd aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd op welke wijze artikel 7:628a BW moet
worden uitgelegd, indien een oproepkracht meerdere keren per dag wordt opgeroepen voor
perioden van telkens minder dan drie uren.
Feiten
In deze zaak ging het om een taxichauffeuse, die op één dag meerdere keren werd opgeroepen voor
korte taxiritten. De oproepkracht was werkzaam voor twaalf uur per week zonder vaste werktijden en
vorderde op grond van artikel 7:628a BW betaling van achterstallig loon, omdat zij op grond van artikel
7:628a BW claimde recht te hebben op minimaal drie uur loon voor iedere taxirit waarvoor zij op een
dag werd opgeroepen, ongeacht de tijd tussen de taxiritten. De oproepkracht was bijvoorbeeld op één
dag voor zes taxiritten opgeroepen, waarbij haar werkgever haar de optelsom van de daadwerkelijk
gewerkte uren had uitbetaald. De oproepkracht claimde echter recht te hebben op zes maal drie uur
loon, derhalve 18 uur. De werkgever deelde het standpunt van de oproepkracht niet, omdat dit
betekende dat werktijd dubbel zou worden betaald.
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat voor iedere taxirit steeds drie uur loon moet worden betaald, onafhankelijk
van de tussen de ritten gelegen tijd. Volgens de Hoge Raad brengt artikel 7:628a BW met zich mee
dat de werknemer die meerdere malen per dag wordt opgeroepen om werk te verrichten, over elke
afzonderlijke periode van arbeid recht heeft op loon voor een periode van minimaal drie uur. Dit geldt
ook als dit tot gevolg heeft dat de werknemer die op een dag meerdere keren wordt opgeroepen, over
bepaalde tijdvakken dubbel wordt beloond, aldus de Hoge Raad. In de concrete situatie betekende dit
dat de oproepkracht recht had op 18 uur loon, terwijl zij effectief slechts 7,4 uur had gewerkt. Volgens
de Hoge Raad is de rechtvaardiging voor zijn uitleg te vinden in de wetsgeschiedenis van artikel
7:628a BW, waaruit blijkt dat het doel van die bepaling enerzijds ten doel heeft de werknemer te
compenseren voor de onzekerheid over de arbeidsduur en anderzijds te bevorderen dat de werkgever
het werk zo organiseert dat die onzekerheid wordt voorkomen en diensten waarin minder dan drie uur
arbeid moet worden verricht zo veel mogelijk worden voorkomen.
Conclusie
Werkgevers die de arbeid van oproepkrachten in de hiervoor beschreven zin hebben ingericht,
riskeren forse loonaanspraken van oproepkrachten. Het is raadzaam en vaak ook wel mogelijk om het
arbeidspatroon zo in te richten dat dergelijke aanspraken worden voorkomen.
Voor meer informatie:
Frans Aartsen
aartsen@vanzeijlbijlaartsen.nl
T. 0341-420606
Van Zeijl Bijl Aartsen Advocaten. Vertrouwd.
Gerelateerd
-
5 september 2024
NIET MELDEN VAKANTIE TIJDENS ZIEKTE; WEL OF GEEN REDEN VOOR ONTSLAG?
-
19 juni 2024
IN DE TOEKOMST BETALEN VOOR EEN CONCURRENTIEBEDING?
-
3 mei 2024
Niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een werknemer met uitgezaaide borstkanker; is dit verboden onderscheid?
-
21 maart 2024
De Hoge Raad oordeelt dat een bereikbaarheidsdienst met reactietijd als ‘arbeidstijd’ moet worden aangemerkt