Is een ontslagvergoeding dat is ingebracht in een stamrecht BV een verknocht goed? En is de aanspraak op de periodieke uitkeringen jegens deze stamrecht BV een verknocht goed?

24 mei 2018

Vaste rechtspraak

Volgens vaste rechtspraak hangt het antwoord op de vragen of een goed op de voet van artikel 1: 94 lid 3 BW op enigerlei bijzondere wijze aan een der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.

Praktijk

Ingeval de werkgever een aan de betrokken echtgenoot toegekende, tot vervanging van toekomstig gederfd loon bestemde ontslagvergoeding als koopsom voor een stamrechtverzekering onder een verzekeringsmaatschappij heeft gestort, moet bij de beantwoording van de vraag of de uit de stamrechtverzekering voortvloeiende aanspraken in de huwelijksgemeenschap vallen, onderscheid worden gemaakt tussen aanspraken die zien op de periode vóór en aanspraken die zien op de periode na ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Deze laatste vallen, nu zij strekken tot vervanging van inkomen dat de echtgenoot bij voortzetting van de dienstbetrekking na die ontbinding zou hebben genoten, evenmin in de gemeenschap als de uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op voor nog te verrichten arbeid te ontvangen loon. Hoewel de aanwending van een ontslagvergoeding voor de verwerving van een stamrecht jegens een door de werknemer zelf opgerichte en beheerste BV in die zin verschilt van de aankoop van een stamrechtverzekering bij een verzekeringsmaatschappij dat de betrokken echtgenoot in het eerste geval binnen de grenzen van de daarvoor geldende fiscale voorwaarden zelf het tijdstip en de hoogte van de periodieke uitkeringen kan bepalen, bestaat er geen aanleiding dat geval anders te beoordelen. Derhalve dient ook bij de beantwoording van de vraag of een aanspraak jegens een stamrecht BV in de huwelijksgemeenschap valt, te worden onderzocht in hoeverre die aanspraak ziet op de periode voor, respectievelijk na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Nu het gaat om de strekking van de aanspraak, is niet van belang in hoeverre de gerechtigde deze daadwerkelijk heeft verzilverd.

In het bovenstaande gaat het dus om de situatie dat sprake is van een huwelijksgoederengemeenschap.

Voor meer informatie:
Charlotte Gazendam
gazendam@vzba.nl
T: 0341-420606