Nieuwe bewijsmiddelen en gronden

6 augustus 2024

Op 17 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de “Afdeling”) een interessante overzichtsuitspraak gedaan over het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen en nieuwe gronden.

Wat oordeelde de Afdeling?
De hoofdregel is dat partijen gedurende een procedure nieuwe bewijsmiddelen mogen indienen. Voor het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen hanteert de Afdeling twee oriëntatiepunten om te beoordelen of de goede procesorde is geschonden bij het (later) indienen van bewijsmiddelen gedurende een procedure:

1) Resteert voor de overige partij(en) te weinig tijd om zich er inhoudelijk over uit te laten?
2) Moet de zaak worden aangehouden met als gevolg een onwenselijke of onaanvaardbare vertraging van de procedure in het licht van de belangen van de overige partij(en) en een goede rechtspleging?

Bij de beantwoording van die vragen voor het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen is onder meer relevant of het bewijsmiddel eerder had kunnen worden ingediend. Ook de omvang van een bewijsmiddel, de complexiteit ervan en de deskundigheid die vereist is om daar adequaat op te kunnen reageren kunnen een rol spelen bij de beoordeling of het indienen van een nieuw bewijsmiddel in strijd met de goede procesorde moet worden geacht.

Voor wat betreft het indienen van nieuwe beroepsgronden in (hoger) beroep staat centraal de vraag of de Afdeling de zogeheten “grondentrechter” hanteert. De grondentrechter houdt in dat nieuwe gronden in een volgende fase van de procedure niet kunnen worden aangevoerd.

Voor wat betreft de overgang van de bestuurlijke fase naar de beroepsfase geldt geen grondentrechter. Datzelfde geldt voor overgang van beroep naar hoger beroep bij de Afdeling, tenzij het gaat om omgevingsrechtelijke zaken. In omgevingsrechtelijke zaken mogen in hoger beroep dus geen nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd. Nadere argumenten ter onderbouwing van een beroep reeds aangevoerde grond mogen daarentegen wel worden aangedragen in hoger beroep.

In zaken waarin geen grondentrechter geldt, geldt wel de belangrijke beperking dat gronden die na afloop van de hoger beroepstermijn worden aangedragen slechts toelaatbaar zijn voor zover de goede procesorde zich daartegen niet verzet, waarbij de Afdeling dezelfde twee oriëntatiepunten hanteert als voor het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen.

Voor meer informatie:
Dennis Cremer
cremer@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606