OVERGANG VAN ONDERNEMING; (OUD-) PILOTEN VAN MARTINAIR IN DIENST VAN KLM?
Op 29 november 2019 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of sprake was van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW van Martinair op KLM.
Op grond van artikel 7:663 BW gaan bij een overgang van (een onderdeel van) een onderneming, de rechten en verplichtingen van werknemers voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst van rechtswege over op de verkrijger. Voor het aannemen van een overgang van (een onderdeel van) onderneming is vereist dat na de overgang de identiteit van de economische eenheid die is overgaan, is behouden.
Bij de beoordeling of sprake is van overgang van onderneming komt gewicht toe aan de door het Europese Hof van Justitie ontwikkelde zogenaamde ‘Spijkers-factoren’ (NJ 1987, 502: HVJ EG, 18-03-1986), die erop neerkomen dat rekening moet worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals:
- de aard van de betrokken onderneming of vestiging,
- het al dan niet overdragen van de materiele vaste activa zoals gebouwen en roerende goederen,
- de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht,
- het al dan niet overdragen van de klantenkring,
- de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, en
- de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten.
Van belang is dat deze factoren deelaspecten zijn bij het te verrichten onderzoek en dat de factoren niet elk afzonderlijk mogen worden beoordeeld. Het gehele feitencomplex is van belang bij de beoordeling. In latere uitspraken heeft het Europese hof wel geoordeeld dat voor het aannemen van identiteitsbehoud tenminste sprake dient te zijn van een overgang van materiële activa van betekenis bij een kapitaalintensieve onderneming, dan wel de overgang van een wezenlijk deel van het personeel (zowel qua aantal als deskundigheid) bij een arbeidsintensieve onderneming.
Terug naar de zaak tussen Martinair en KLM. In 2008 werd KLM enig aandeelhouder van Martinair. Als gevolg hiervan raakten de diensten van Martinair en KLM steeds meer verweven. Het gros van het personeel van Martinair trad in de afgelopen jaren, tussen 2008 en heden, in dienst bij KLM. Een groep ter grootte van ongeveer 100 vrachtvliegers was nog in dienst van Martinair. Nadat zij in 2014 bekend raakten met een dreigende reorganisatie, wendden deze groep vrachtvliegers zich tot de rechter.
De vrachtvliegers stelden zich op het standpunt dat sprake is geweest van een overgang van onderneming, als gevolg waarvan de rechten en verplichtingen uit hun arbeidsovereenkomsten van rechtswege waren overgegaan op KLM.
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep werden de vrachtvliegers in het ongelijk gesteld. Het hof oordeelde dat sprake was van een kapitaalintensieve onderneming en stelde vast dat Martinair geen vliegtuigen in eigendom had overgedragen aan KLM. Tevens oordeelde het hof dat Martinair, ondanks alle argumenten van de vrachtvliegers, een zelfstandige entiteit was gebleven. Aldus kwam het hof tot de conclusie dat geen sprake was van overgang van onderneming.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof. Hij stelde, in lijn met de rechtspraak van het Europese hof, voorop dat met alle feitelijke omstandigheden rekening diende te worden gehouden. Niet alleen het antwoord op de vraag bij wie het eigendom van de vliegtuigen rust is van belang, maar ook de feitelijke zeggenschap daarover speelt een rol. Volgens de Hoge Raad had het hof onvoldoende rekening gehouden met het aanwezige feitencomplex. KLM had in alle opzichten de zeggenschap verkregen over de vloot van Martinair. Het oordeel van het hof dat Martinair als zelfstandige entiteit in de markt aanwezig is gebleven en aldus geen sprake was van een overgang, achtte de Hoge Raad dan ook onbegrijpelijk.
Voor meer informatie:
Wilt u meer weten over de gevolgen van de overgang van onderneming en welke omstandigheden bij de beoordeling worden betrokken? Neem dan gerust contact op.
Annefleur Bastin
bastin@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606
Gerelateerd
-
5 september 2024
NIET MELDEN VAKANTIE TIJDENS ZIEKTE; WEL OF GEEN REDEN VOOR ONTSLAG?
-
19 juni 2024
IN DE TOEKOMST BETALEN VOOR EEN CONCURRENTIEBEDING?
-
3 mei 2024
Niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een werknemer met uitgezaaide borstkanker; is dit verboden onderscheid?
-
21 maart 2024
De Hoge Raad oordeelt dat een bereikbaarheidsdienst met reactietijd als ‘arbeidstijd’ moet worden aangemerkt