Partneralimentatie en het kindgebonden budget

15 januari 2017

Op 9 oktober 2015 heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven hoe bij de berekening van kinderalimentatie met het kindgebonden budget om te gaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat bij de berekening van kinderalimentatie het kindgebonden budget (inclusief de alleenstaande ouderkop) niet in aanmerking moet worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind. Het kindgebonden budget moet worden meegenomen in de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget  ontvangt.

Het ziet er nu naar uit dat opnieuw sprake is van een verschil van opvatting over de wijze waarop het kindgebonden budget in de alimentatieberekening dient te worden meegenomen. Dit keer gaat het echter om de berekening van de partneralimentatie.

TWEE STROMINGEN
In de jurisprudentie zijn er twee stromingen zichtbaar. Het hof Arnhem-Leeuwarden, het hof Den Bosch en het hof Amsterdam zijn van oordeel dat het kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouderkop niet in de eerste plaats bedoeld is als ondersteuning in de kosten van verzorging en opvoeding per individueel kind, maar als ondersteuning van het gezinsinkomen. Gelet hierop dient ook het kindgebonden budget dat de alimentatiegerechtigde ontvangt in mindering te strekken op haar behoefte.

Anders gezegd: het kindgebonden budget (inclusief alleenstaande ouderkop) wordt volledig bij het inkomen van de alimentatie- gerechtigde opgeteld. Hierdoor heeft de alimentatiegerechtigde een lagere (aanvullende) behoefte aan partneralimentatie. De alimentatie­ plichtige ‘profiteert’ hier van het feit datdealimentatiegerechtigde een kindgebonden budget ontvangt.

Het hof Den Haag is echter van oordeel dat bij de berekening van de (aanvullende) behoefte van de alimentatiegerechtigde geen rekening dient te worden gehouden met het kindgebonden budget en laat dit dan ook volledig buiten beschouwing. Daardoor is sprake van een hogere (aanvullende) behoefte aan partneralimentatie.

Het hof Den Haag onderbouwt deze visie kort gezegd als volgt : het kindgebonden budget is een inkomensondersteunende maatregel die afhankelijk is van het toetsingsinkomen (voor welk het verzamelinkomen relevant is). De te ontvangen partneralimentatie is medebepalend voor de hoogte van het verzamelinkomen. Hoe hoger het verzamelinkomen, hoe lager het te ontvangen kindgebonden budget. Het hof is van oordeel dat de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn ex-echtgenote prevaleert boven de ondersteuning die de vrouw kan krijgen van de staat indien zij in onvoldoende mate in haar levensonderhoud kan voorzien. Het hof Den Haag verwijst nog naar een uitspraak van de Hoge Raad in het kader van de huurtoeslag. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 27 januari 1995, NJ 1995/291 namelijk overwogen dat de aanvullende aard van de huursubsidie meebrengt dat de woonkosten van de vrouw zonder subsidie bij het bepalen van haar behoefte tot uitgangspunt moeten worden genomen.

Wederom ontstond hierdoor een grote rechtsongelijkheid voor de rechtszoekende; immers de behoefte aan partneralimentatie die door het hof Den Haag werd vastgesteld bedroeg meer dan wanneer een ander hof zich over dezelfde zaak had moeten buigen.

RECHTSEENHEID
Bij beschikking van 18 mei 2016 heeft het hof Den Haag de haar ingezette koers laten varen omwille van de rechtseenheid. Het hof overweegt in deze uitspraak:

“Ter zake de partneralimentatie overweegt het hof dat naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad verschillende standpunten zijn ingenome n ten aanzien van de vraag hoe in het kader van partneralimentatie om te gaan met het kindgebonden budget. Het hof overweegt dat het omwille van de rechtseenheid en het geringe verschil tussen de ene en de andere rekenwijze thans het standpunt van de andere hoven volgt en derhalve het door de vrouw ontvangen kindgebonden budget (inclusief de alleenstaande ouderkop) zal optellen bij het netto maandinkomen van de vrouw.”

Het lijkt erop dat het thans weer wachten is tot de Hoge Raad zich over deze kwestie buigt en duidelijkheid voor de rechtspraktijk geeft.

CONCLUSIE
De Wet Hervorming Kindregelingen blijft de gemoederen in de praktijk flink bezig houden. Vooralsnog weten we waar we aan toe zijn nu alle gerechtshoven dezelfde lijn volgen, maar als de Hoge Raad in de toekomst anders beslist, zoals bij de kinderalimentatie is gebeurd, dan zal dit nog grote gevolgen gaan hebben.

VOOR MEER INFORMATIE:
Tamara Putters
putters@vanzeijlbijlaartsen.nl
T:  0341- 420606
VAN ZEIJL BIJL AARTSEN ADVOCATEN. VERTROUWD