Procesbelang bij kostenvergoeding

26 juni 2024

Op 5 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de “Afdeling”) een interessante uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat zich alleen richt op de vergoeding van bezwaarkosten.

Waar ging het over? 
In de zaak die tot de uitspraak van de Afdeling heeft geleid, ging het om het gebruik van een perceel in de gemeente Heemskerk. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan mocht het perceel worden gebruikt als volkstuinencomplex. Voorts was in de planregels opgenomen dat op het perceel één gezamenlijk gebouw en per volkstuin één tuinhuis waren toegestaan.

Een aantal omwonenden diende een handhavingsverzoek in tegen het gebruik van het perceel. De omwonenden waren – onder meer – van mening dat in feite geen volkstuinencomplex, maar een dorp of recreatiepark werd gerealiseerd en dat daarom sprake was van handelen in strijd met het bestemmingsplan. Het handhavingsverzoek werd door het college gedeeltelijk ingewilligd, waarna verschillende partijen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit om tot handhaving over te gaan.

Van één van de bezwaarmakers werd het bezwaar tegen het handhavingsbesluit door het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaarmaker ten tijde van de beslissing op bezwaar volgens het college geen belanghebbende meer was. De bezwaarmaker had in de tussentijd namelijk zijn woning verkocht en was geen omwonende meer van het betrokken perceel.

De rechtbank kwam in beroep in eerste aanleg tot de conclusie dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.

Ter zitting bij de Afdeling heeft de betrokken bezwaarmaker c.q. appellant toegelicht dat zijn hoger beroep enkel nog gericht was op het niet vergoeden van de bezwaarkosten door het college. De vraag die de Afdeling diende te beantwoorden was dus of een mogelijke aanspraak op vergoeding van bezwaarkosten een zelfstandig procesbelang oplevert.

Het oordeel van de Afdeling
Tot aan de uitspraak was de bestendige lijn van de Afdeling dat het niet inwilligen van een verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar een zelfstandig procesbelang oplevert. Onder verwijzing naar de recent door de Centrale Raad van Beroep gewijzigde koers oordeelt de Afdeling dat voortaan uitgangspunt is dat het enkele niet vergoeden van bezwaarkosten niet langer een zelfstandig procesbelang oplevert.[1]

Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering als het betrokken bestuursorgaan zijn besluit in bezwaar heeft herroepen zonder daarbij een vergoeding van bezwaarkosten toe te kennen terwijl daar wel om was gevraagd, of als de hoogte van een toegekende vergoeding van bezwaarkosten in geschil is. Deze uitzondering was in het geval van de voormalig omwonende niet aan de orde. De Afdeling verklaarde zijn hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk.

Conclusie
In gevallen waarin geen inhoudelijk belang meer bestaat bij een (hoger) beroepsprocedure, zal voortaan niet-ontvankelijkheid volgen. Om proceseconomische redenen valt deze ontwikkeling toe te juichen. In mijn ogen waarborgt de door de Afdeling geformuleerde uitzondering voorts in voldoende mate dat de toegang tot de rechter in de praktijk niet onevenredig zal worden beperkt. Past men het uitgangspunt en de uitzondering toe, dan zal een zelfstandig procesbelang immers met name afwezig zijn in gevallen waarin het bezwaar ongegrond wordt verklaard – in dat geval bestaat überhaupt geen recht op vergoeding van de gemaakte bezwaarkosten –, of in die gevallen waarin de aanvankelijke belanghebbende op enig moment gedurende de procedure geen belanghebbende meer is. Als het bestuursorgaan op oneigenlijke gronden geen of een te lage bezwaarkostenvergoeding toekent, blijft toegang tot de rechter in de meeste gevallen bestaan.

Voor meer informatie:
Dennis Cremer
cremer@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606

[1] Zie de uitspraken van de Centrale Raad van beroep van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635 en ECLI:NL:CRVB:2024:636.