SMARTENGELD BIJ AANTASTING IN DE PERSOON OP ANDERE WIJZE; HOE ZIT DAT?

19 september 2019

Een slachtoffer heeft recht op vergoeding van zijn vermogensschade, ook wel materiële schade genoemd, indien een ander aansprakelijk is te houden voor de schadeveroorzakende gebeurtenis.

Naast deze materiële schade is vaak sprake van immateriële schade ook wel smartengeld genoemd. In de wet is bepaald in artikel 106 boek 6 BW onder welke omstandigheden een slachtoffer recht heeft op vergoeding van dit nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat.

Een recht op smartengeld bestaat onder andere bij lichamelijk letsel. Over het algemeen is er alsdan geen discussie over het enkele recht op smartengeld. Een andere vraag is, zoals ook in het artikel opgenomen, of er een recht op smartengeld bestaat indien iemand door de gebeurtenis “op andere wijze in zijn persoon is aangetast”. Wanneer is hiervan sprake?

Dit is in ieder geval indien sprake is van geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld[1]. Echter in uitzonderingsgevallen naar aanleiding van de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer kan ook buiten de gevallen van geestelijk letsel het slachtoffer aanspraak maken op een immateriële schadevergoeding[2].

In maart van dit jaar heeft de Hoge Raad een verduidelijking gegeven wanneer een dergelijke aanspraak aan de orde is in het zogenaamde EBI-arrest [3].

Aanleiding voor het arrest was een smartengeldclaim van een gedetineerde die een levenslange gevangenisstraf uitzat. Ten onrechte zo is vastgesteld verbleef hij één jaar lang op de extra beveiligde inrichting (EBI) terwijl dit eigenlijk een minder streng regiem had moeten zijn.

Onder andere met verwijzing naar hierboven genoemde arresten werd door de gedetineerde gesteld dat hij recht had op immateriële schadevergoeding vanwege het feit dat zijn persoon op andere wijze was aangetast. Dit laatste vanwege de enkele schending van zijn fundamentele rechten. Het Gerechtshof wees deze claim af en de Hoge Raad ging hierin mee. De gedetineerde had nagelaten te stellen wat de persoonlijke gevolgen voor hem waren geweest van een jaar detentie onder het zwaardere regiem.

In het arrest wordt daarnaast een goed overzicht gegeven van de beoordelingscriteria voor een smartengeldclaim bij aantasting van een persoon op andere wijze. De eerdere arresten worden verduidelijkt. Afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending én de gevolgen voor de benadeelde kan sprake zijn van een persoonsaantasting in de zin van artikel 106 van boek 6 onder b BW. De enkele schending van een fundamenteel recht is onvoldoende. Belangrijk is dus bij een dergelijke claim de gevolgen van de aantasting goed uiteen te zetten.

Voor meer informatie
Shanna van der Linden
vanderlinden@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606

 

[1] Hoge Raad 22 februari 2002, NJ 2002/240 Taxibus
[2] Hoge Raad 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721 oudejaarsrellen Groningen en Hoge Raad 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519 blauw oog arrest
[3] Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376