TRANSITIEVERGOEDING BIJ GEDEELTELIJK ONTSLAG

4 oktober 2018

In een zaak die bij de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1617) speelde, vorderde een werknemer de betaling van een gedeeltelijke transitievergoeding voor het gedeelte van het dienstverband waarvoor de arbeidsovereenkomst werd beëindigd. De reden daarvoor is dat de werkgever overging tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer (van 98,94% naar 55%) in verband met blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

Hoewel het wettelijk stelsel niet voorziet in een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst en aldus ook niet in een gedeeltelijke transitievergoeding bij wijziging van de arbeidsduur, oordeelde de Hoge Raad dat de mogelijkheid van gedeeltelijk ontslag met daaraan gekoppeld de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding moet worden aanvaard in bijzondere gevallen. Volgens de Hoge Raad wordt een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd vanwege blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer als een zodanig bijzonder geval aangemerkt.

In die gevallen kan worden gesproken van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht of in het gegeven geval de vermindering van de arbeidsduur heeft plaatsgevonden in de vorm van (i) een gedeeltelijke beëindiging, (ii) een algeheel ontslag gevolgd door een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst dan wel (iii) aanpassing van de arbeidsovereenkomst. Op grond van de gedeeltelijke beëindiging bestaat in de hier bedoelde gevallen aldus aanspraak op gedeeltelijke transitievergoeding.

De Hoge Raad motiveerde zijn oordeel als volgt. Indien de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding in de hiervoor bedoelde gevallen niet zou worden aanvaard, zou de werknemer door een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd een deel van de transitievergoeding mislopen waarop hij bij een algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst op dat moment aanspraak zou hebben. De werknemer zou bij een, na die vermindering plaatsvindende, algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst immers een op aanmerkelijk lagere grondslag berekende transitievergoeding ontvangen dan zonder die vermindering het geval zou zijn geweest. Deze motivering komt mij redelijk voor.

De Hoge Raad geeft ook handvatten voor het vaststellen van de transitievergoeding:

  1. Bij een substantiële vermindering van de arbeidstijd gaat het om een vermindering van de arbeidstijd met ten minste twintig procent;
  2. Bij een structurele vermindering van de arbeidstijd gaat het om een vermindering die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn;
  3. De gedeeltelijke transitievergoeding dient berekend te worden naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidstijd en uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond.

Voor meer informatie:
Hasan Kaya
kaya@vzba.nl
T: 0341- 420606