Verrekeningsverbod in het faillissement

9 augustus 2017

Als u zaken doet met een andere partij, dan ontstaan er soms over en weer vorderingen. De vorderingen van beide partijen over en weer kunnen onder bepaalde omstandigheden tot hun gemeenschappelijk beloop tenietgaan. De vorderingen worden met andere woorden tegen elkaar weggestreept, oftewel verrekend.

Die verrekeningsmogelijkheid bestaat ook in het geval van faillissement. Als één van de partijen failliet gaat voordat de vorderingen over en weer zijn voldaan, dan geeft artikel 53 Fw voor de wederpartij van de gefailleerde tijdens faillissement een (ruimere) verrekeningsmogelijkheid. De gedachte achter artikel 53 Fw is dat iedere schuldeiser zijn schuld aan de boedel als ‘onderpand’ mag beschouwen voor de betaling van zijn vordering.

In de praktijk komt herhaaldelijk voor dat een beroep op verrekening contractueel wordt uitgesloten. Vaak in de vorm van een verbod op verrekening in de algemene voorwaarden. In geval van faillissement kan op deze contractuele uitsluiting van verrekening een beroep worden gedaan. Het beginsel van contractcontinuïteit brengt met zich mee dat een contractuele uitsluiting van verrekening in geval van faillissement van kracht is. Uit de jurisprudentie volgt dat daarop een uitzondering wordt gemaakt indien uitdrukkelijk is overeengekomen dat de uitsluiting van verrekening niet bedoeld is te gelden in geval van een later uitgesproken faillissement (HR 28 1985, NJ 1986/192). Het uitgangspunt is immers dat overeenkomsten tijdens faillissement hun werking behouden.

De redelijkheid en billijkheid kunnen echter tot een andere uitkomst leiden. Dat blijkt uit de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 12 april 2017 (ECLI::NL:RBMNE:2017:3226). In die casus vordert de curator van de huurder de betaling van achterstallige huurpenningen. De huurder maakt aanspraak op geleden schade als gevolg van een gebrek en beroept zich onder andere op verrekening, terwijl in de algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen die een beroep op verrekening uitsluiten. De kantonrechter overweegt dat moet worden geoordeeld dat bij het sluiten van de overeenkomst partijen de uitsluiting van de verrekening niet (mede) hebben beoogd in het kader van een faillissement van de verhuurder. De kantonrechter heeft aan twee omstandigheden doorslaggevende betekenis toegekend: (1) het gaat om een gestandaardiseerde contractuele uitsluiting van verrekening, waarover tussen partijen niet is onderhandeld, en (2) de huurder kan vanwege het faillissement geen tegenvordering instellen anders dan het indienen van zijn vordering ter verificatie bij de curator. Een andersluidende conclusie is naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk en ongewenst.

Voor meer informatie:
Hasan Kaya
kaya@vzba.nl
T: 0341-420606