Verschoonbare termijnoverschrijding

19 februari 2024

Wie bezwaar wil maken of beroep wil instellen tegen een besluit van een bestuursorgaan, dient dat tijdig te doen. Tot voor kort werd in de rechtspraak niet snel aangenomen dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is. Met de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“CBb”) van 30 januari 2024 lijkt daar verandering in te zijn gekomen. Hoe de door het CBb gekozen koers in lagere rechtspraak doorwerkt, zal de komende tijd moeten blijken. In deze bijdrage ga ik in op een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 14 februari 2024, waarin de vraag voorlag of het niet vermelden van de bekendmakingsdatum van het besluit door het bestuursorgaan ertoe dient te leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

De CBb-zaak 

Artikel 6:11 Awb bepaalt dat een termijnoverschrijding alleen dan niet tot niet-ontvankelijkheid leidt, wanneer “de indiener redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden in verzuim te zijn geweest”. In de uitspraak van 30 januari heeft het CBb geoordeeld dat in dat verband twee aspecten van belang zijn.

Ten eerste moet worden beoordeeld of het niet tijdig indienen van het bezwaar- of beroepschrift aan de indiener kan worden toegerekend. Van niet toerekenbaarheid kan sprake zijn als de niet tijdige indiening het gevolg is van 1) bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, 2) het handelen of nalaten van het bestuursorgaan of 3) mogelijke andere redenen. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden in voornoemde zin, dient volgens het CBb een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering te worden gevolgd. Indien vast komt te staan dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, dient vervolgens te worden beoordeeld of het bezwaar- of beroepschrift zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Wanneer dat het geval is, dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.[1]

De uitspraak van 14 februari

In de zaak die tot de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland heeft geleid, ging het om een drietal bezwaren tegen een door de gemeente Gooise Meren verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van een weg naar een nog te bouwen appartementencomplex. Het college van burgemeester en wethouders heeft het tegen de vergunning gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift volgens het college niet tijdig was ingediend. De bezwaartermijn verstreek namelijk op 5 december 2022 en de bezwaarschriften waren eerst verzonden en ontvangen op 12 december 2022.

Waar ging het nu om? Bezwaarmakers zijn ervan uitgegaan dat de bezwaartermijn van zes weken aanving na publicatie van de verleende vergunning in het gemeenteblad. De wet bepaalt echter dat bekendmaking van de omgevingsvergunning geschiedt door toezending daarvan aan de aanvrager. Vanaf de dag na bekendmaking door verzending, kunnen belanghebbenden gedurende zes weken bezwaar maken tegen het besluit om de vergunning te verlenen.[2] De publicatie in het gemeenteblad dateerde van acht dagen na bekendmaking door toezending van de vergunning aan de aanvrager (1 november 2022 tegen 24 oktober 2022). Bezwaarmakers stellen in beroep dat de termijnoverschrijding hen niet valt te verwijten, onder meer omdat in de publicatie niet staat vermeld wanneer de omgevingsvergunning aan de aanvrager is verzonden.

De rechtbank oordeelt onder verwijzing naar de uitspraak van het CBb dat de termijnoverschrijding moet worden toegerekend aan de bezwaarmakers. Voor dat oordeel is van belang dat uit de publicatie van 1 november 2022 blijkt dat de gemeente op 24 oktober 2022 een besluit heeft genomen op de aanvraag om de omgevingsvergunning. Daarnaast staat in de publicatie vermeld dat de bezwaartermijn begint na de bekendmaking van het besluit en dat bekendmaking in dit geval de datum van verzending aan de aanvrager betreft. Hoewel de verzenddatum in de publicatie niet wordt genoemd, kan daarom niet worden geoordeeld dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het had volgens de rechtbank op de weg van bezwaarmakers gelegen om navraag te doen naar de datum van bekendmaking.[3]

Conclusie

Bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, heeft de bestuursrechter na de uitspraak van het CBb voortaan meer ruimte om recht te doen aan de omstandigheden van het geval. De uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland illustreert dat deze versoepeling niet automatisch betekent dat nu gemakkelijk tot een verschoonbare termijnoverschrijding kan worden geconcludeerd. Op de rechtzoekende rust nog steeds de verantwoordelijkheid om tijdig bezwaar te maken of beroep in te stellen. Een termijnoverschrijding is slechts bij uitzondering verschoonbaar.

De vraag of een termijnoverschrijding verschoonbaar is, is een afweging tussen het belang van rechtszekerheid voor – in dit geval – de aanvrager van de omgevingsvergunning en het belang van effectieve rechtsbescherming voor belanghebbenden. Ik vraag mij af of de contextuele benadering in dit geval niet had kunnen uitvallen in het voordeel van bezwaarmakers. De bezwaarmakers hadden tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van het appartementencomplex namelijk wel tijdig bezwaar gemaakt. Dat betekent dat eind 2022 de situatie is ontstaan waarin de vergunning voor het aanleggen van de weg reeds onherroepelijk was geworden, maar waarin de bouwvergunning voor het appartementencomplex zelf vanwege de lopende bezwaarprocedure nog niet onherroepelijk was. Hoewel de uitleg van de rechtbank op zichzelf goed te volgen is, vraag ik mij dan ook af welk materieel belang van de aanvrager zou worden geschaad als de termijnoverschrijding hier verschoonbaar werd geacht, gelet op het tijdig gemaakte bezwaar tegen de bouwvergunning.  De aanleiding voor de versoepeling van het CBb is mede gelegen in de gedachte dat “procederen over procederen” zoveel mogelijk moet worden voorkomen, en dat het oplossen van het onderliggende geschil voorop dient te staan.[4] Met dat doel voor ogen was een andere uitkomst wat mij betreft verdedigbaar geweest.

Voor meer informatie:

Dennis Cremer

cremer@vanzeijlbijlaartsen.nl

T: 0341-420606

[1] CBb 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, rechtsoverweging 2.3 e.v.

[2] Artikel 6:8 jo. 6:7 jo. 3:41 Awb.

[3] Rechtbank Midden-Nederland 14 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:698, rechtsoverweging 6-9.

[4] CBb 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, rechtsoverweging 1.2.