Vervolg: Wet maximering huurprijsverhogingen verlengd
Eerder schreef ik een bijdrage over het wetsvoorstel tot verlenging van de Wet maximering huurprijsverhogingen (de “Wet”).
Doel van de wet
Doel van de Wet is om huurders van woonruimte in de vrije sector te beschermen tegen hoge dan wel excessieve huurprijsstijgingen. De Wet maximeert met ingang van 1 mei 2021 de jaarlijkse huurstijging voor een periode van drie jaar. Om te voorkomen dat deze maximering per 1 mei 2024 zou eindigen, is een verlengingsvoorstel ingediend. Het wetsvoorstel bevatte daarnaast ook nog andere wijzigingen.
Het wetsvoorstel is op 9 april 2024 aangenomen door de Tweede Kamer en op 23 april 2024 door de Eerste Kamer. Als gevolg van een aantal amendementen wijkt het uiteindelijk aangenomen wetsvoorstel op belangrijke onderdelen evenwel af van het initiële wetsvoorstel. Hieronder zet ik die op een rij.
Duur van de verlenging
Het kabinet zette in op verlenging tot 1 mei 2027. Als gevolg van een amendement is de Wet uiteindelijk verlengd tot 1 mei 2029. Tot die tijd zijn de huurprijsverhogingen dus aan banden gelegd.
Maximale verhoging
Op basis van de Wet wordt tot 1 mei 2024 de maximering bepaald door de CAO-loonontwikkeling óf door de inflatie. Van het laagste percentage moet worden uitgegaan en dit wordt vermeerderd met 1%.
Het wetsvoorstel kende een andere systematiek, namelijk dat de jaarlijks toegestane huurverhoging zou worden vastgesteld op de gemiddelde stijging van CAO-lonen plus 1%. Deze wijziging is niet aangenomen en de huidige regeling blijft gelden. Concreet betekent dit dat de maximaal toegestane huurverhoging vanaf 1 mei 2024 voor de rest van het kalenderjaar 2024 5,5% (4,5% inflatie plus 1%) bedraagt.
Verkorting verjaringstermijn
Nieuw in het wetsvoorstel was een beperking van de mogelijkheid voor een verhuurder om achterstallige huurprijsverhogingen ineens bij de huurder op te vorderen.
Een verhuurder kan er voor kiezen een wettelijk toegestane verhoging niet toe te passen. Op grond van artikel 3:308 BW verjaart een rechtsvordering tot betaling van een huurprijsverhoging vijf jaar na het opeisbaar worden daarvan. Anders gezegd: een verhuurder kan in één keer tot vijf jaar terug alsnog betaling van niet eerder in rekening gebrachte huurprijsverhogingen vorderen.
In het wetsvoorstel werd de verjaringstermijn van een dergelijke vordering verkort. Zo diende een verhuurder zijn huurder jaarlijks te informeren over de toepasselijkheid van een huurverhogingsbeding. Als hij dat zou nalaten, dan verjaarde zijn vordering tot betaling van de huurprijsverhoging één jaar na het opeisbaar worden daarvan. Dat liet evenwel de mogelijkheid open dat, wanneer een verhuurder steeds keurig aan zijn informatieverplichting zou voldoen, hij nog steeds het recht had om tot vijf jaar terug huurprijsverhogingen op te vorderen. Als gevolg van een aangenomen amendement is deze verjaringstermijn verder verkort van vijf naar twee jaar.
Concreet betekent dit dan wanneer een verhuurder niet aan zijn informatieverplichting voldoet de vordering één jaar na het opeisbaar worden daarvan verjaart. Voldoet de verhuurder wel aan zijn informatieverplichting, dan verjaart de vordering twee jaar na het opeisbaar worden daarvan.
Inwerkingtreding
De verlenging van de Wet treedt in werking met ingang van 1 mei 2024, met uitzondering van de verkorting van de verjaringstermijn. Dat onderdeel treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.
Voor meer informatie
Wilt u meer weten of heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op.
Erik Kuper
kuper@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341- 420606
Gerelateerd
-
4 december 2024
HUURPRIJSWIJZIGINGSBEDING CPI + OPSLAG NIET ONEERLIJK
-
11 oktober 2024
Hoge Raad schept duidelijkheid over voorwaarden bestelproces bij online aankoop
-
8 augustus 2024
Advies aan Hoge Raad: huurprijswijzigingsbeding CPI + opslag niet oneerlijk
-
7 juni 2024
Mag een verhuurder zijn verplichting tot het verschaffen van huurgenot opschorten?