Volstaat de bankgarantie bij faillissement van een huurder?

14 februari 2018

De verhuurder van vastgoed lijdt aanzienlijke schade als zijn huurder failliet gaat. De huur tot faillissement kan hij als concurrente vordering indienen bij de curator (met geringe kans op uitkering). Vanaf datum faillissement kan hij maximaal de huur over de opzegtermijn van 3 maanden als boedelvordering indienen. Hij blijft dus zitten met de leegstandsschade die na de opzegtermijn doorloopt, ook als vergoeding daarvan contractueel is vastgelegd.
Beschikt de verhuurder over een bankgarantie van de huurder, dan kan hij zijn schade daarop verhalen, mits uiteraard die bankgarantie daarvoor ruimte biedt. De bank die onder de garantie aan de verhuurder heeft uitgekeerd, zal op grond van de contragarantie haar vordering op de failliete huurder willen verhalen. Voor haar geldt echter hetzelfde als voor de verhuurder; zij kan de leegstandsschade niet op de boedel verhalen.
Dat betekent voor de praktijk dat banken hun bankgaranties voor verhuur van vastgoed in die zin zullen beperken dat daaronder slechts het bedrag wordt uitgekeerd waarvoor de bank zelf verhaal kan nemen onder de contragarantie.
De verhuurder zal dus goed moeten controleren of de door de huurder voorgestelde bankgarantie voldoende zekerheid biedt. Blijkt dat niet het geval, dan zou van de huurder aanvullende zekerheid kunnen worden verlangd. Die zal dan moeten komen niet van de huurder zelf maar van een derde, zoals een moedervennootschap of een DGA.

Voor meer informatie:
Kees Bijl
bijl@vzba.nl
T: 0341- 420 606