WAT IS HET GEVOLG VAN HET OVERSCHRIJDEN VAN DE TWEEWEKENTERMIJN VOOR HET UITWERKEN VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK?
Op 1 september 2017 is artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking getreden. Vóór de inwerkingtreding is er volop discussie geweest over de wenselijkheid van dit artikel en ná de inwerkingtreding is de vraag gerezen hoe dit artikel zich verhoudt tot de bestaande praktijk.
Hoge Raad in 2018
De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 20 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:650) geoordeeld dat art. 30p Rv er niet aan in de weg staat dat gerechten hun bestaande praktijk handhaven om in spoedeisende zaken mondeling uitspraak te doen en die verder op schrift uit te werken, ook in het geval een van partijen niet ter zitting is verschenen. De bepaling van art. 30p Rv ziet, mede blijkens de daarop gegeven toelichting, kennelijk met name op eenvoudige zaken, waarin geen spoedeisend belang bij de uitspraak behoeft te bestaan en waarin de genoemde voorschriften praktisch toepasbaar zijn.
In de uitspraak heeft de Hoge Raad verder nog nadere regels gegeven over de wijze waarop met de bestaande praktijk en met art. 30p Rv moet worden omgegaan. Wordt mondeling uitspraak gedaan, dan geldt de dag waarop die uitspraak plaatsvindt, als de dag van de uitspraak. Dit geldt zowel voor de mondelinge uitspraak als bedoeld in art. 30p Rv, als voor de mondelinge uitspraak volgens de bestaande praktijk. De schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak dient als uitspraakdatum de dag van de mondelinge uitspraak te vermelden, maar met de uitdrukkelijke aantekening dat het de schriftelijke uitwerking betreft van de reeds mondeling gedane uitspraak, onder de vermelding van de datum waarop de schriftelijke uitwerking is vastgesteld, opdat één en ander controleerbaar is voor partijen en de rechter in een volgende instantie. In het geval dat de verplichting bestaat om bij het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de uitspraak, dadelijk de gronden voor dat rechtsmiddel aan te voeren, zoals in cassatie, dienen partijen steeds ten minste twee weken beschikbaar te hebben voor het aanvoeren van die gronden of zoveel minder als overeenstemt met de in het gegeven geval van toepassing zijnde kortere wettelijke rechtsmiddelentermijn.
Gevolg overschrijding termijn voor uitwerken mondelinge uitspraak
In een recente uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2020 (ECLI:HR:2020:320) ging het over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de rechtbank de mondelinge uitspraak schriftelijk heeft uitgewerkt en de gevolgen daarvan voor de geldigheid van de mondelinge uitspraak.
Overweging Hoge Raad
Overschrijding van de in de beschikking van de Hoge Raad (HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:650) genoemde termijn van twee weken voor de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak, heeft niet tot gevolg dat de uitspraak nietig is of dat daaraan anderszins geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. Dit strookt met hetgeen geldt ingeval mondeling uitspraak wordt gedaan op de voet van art. 30p Rv. De overschrijding van de in art. 30p lid 5 Rv genoemde termijn voor het na de mondelinge uitspraak verstrekken van een afschrift van het proces-verbaal, heeft evenmin nietigheid van de uitspraak tot gevolg.
Indien de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak te laat beschikbaar komt, geldt voor het instellen van een rechtsmiddel daartegen hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in rechtsoverweging 3.4.5 van voornoemde beschikking van 20 april 2018.
Voor meer informatie:
Tamara Putters
putters@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341- 420606
Gerelateerd
-
15 augustus 2022
LEGALITEIT EN HANDHAVING
-
29 april 2021
HET WHOA-AKKOORD HEEFT GROTE IMPACT OP DERDENZEKERHEID
-
10 februari 2021
Betalingsproblemen door COVID-19? Vraag aanhouding van verzoek tot faillietverklaring
-
3 december 2020
MET VASTSTELLING VAN DE KOOPPRIJS KOMT NOG GEEN KOOPOVEREENKOMST TOT STAND