Zorg(vuldigheids-)plichten in het ondernemingsrecht

9 juli 2012

ZORG(VULDIGHEIDS-)PLICHTEN IN HET ONDERNEMINGSRECHT

Clemens van Zeijl

Dat een bestuurder van een vennootschap op grond van onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk kan zijn jegens een crediteur van die vennootschap is geen nieuws meer. De Hoge Raad heeft zich een aantal jaren geleden principieel uitgelaten over deze vorm van aansprakelijkheid, waarin het gaat om benadeling van een crediteur van de vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering. Uiteraard steeds afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval kan er grond zijn voor (hoofdelijke) aansprakelijkheid van degene die als bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld, dan wel heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke contractuele verplichtingen niet nakomt.

In het algemeen mag dan worden aangehouden dat de bestuurder jegens de crediteur onrechtmatig heeft gehandeld, indien hem – mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening – een voldoende ernstig (persoonlijk) verwijt kan worden gemaakt. De Hoge Raad had recent te oordelen in een casus, waarin ingevolge het faillissement van de vennootschap de statutair bestuurder deze hoedanigheid niet meer bezat en zijn dienstverband met de vennootschap was beëindigd.

Deze bestuurder was tevens aandeelhouder van de gefailleerde vennootschap (een tegelfabriek); daarnaast was hij directeur/aandeelhouder van nog een tweede vennootschap; beide vennootschappen bankierden bij Bank Z, in het kader waarvan de ex-bestuurder een persoonlijke borgstelling had afgegeven. De vennootschappen hadden ieder een krediet van € 600.000,–; de Bank was pandhouder van de inventaris, voorraad en debiteuren van de gefailleerde vennootschap; er was een voorraad tegels, waarvan de liquidatiewaarde op € 150.000,– en de onderhandse waarde op € 700.000,– was vastgesteld. De curator verzocht de ex-bestuurder deze partij te kopen; dat deed hij in zijn tweede vennootschap voor € 250.000,–. Deze laatste vennootschap verkocht onmiddellijk door voor € 850.000,–. De Bank ontving vanwege zijn pandrecht de koopsom van € 250.000,– en incasseerde de rest van het openstaande krediet van de gefailleerde vennootschap met de aan haar verpande debiteurenvorderingen. Slotsom was dat de schuld van zowel de gefailleerde als de tweede vennootschap jegens de Bank was ingelost; de persoonlijke borgstelling was van de baan.

Uit onderliggende correspondentie is gebleken dat de ex-bestuurder met de bank had samengespannen. De crediteuren van de failliete vennootschap hadden het nakijken, in het bijzonder de Belastingdienst, die de voormalig bestuurder, de tweede vennootschap en de Bank, aansprak op onrechtmatige daad; ik beperk mij tot de positie van de ex-bestuurder. Als de ex-bestuurder niet als zodanig, maar als zakenman/handelaar/deelnemer aan het handelsverkeer had verkocht, zou er geen verplichting jegens de boedel van de gefailleerde vennootschap zijn. Dat lag nu anders.

De Hoge Raad oordeelde dat op de betrokkene als voormalig bestuurder/aandeelhouder een extra zorgplicht is blijven rusten, ook als hij door de curator is benaderd om de partij tegels te kopen en niet is gevraagd om hem (slechts) bij een verkoop te assisteren.

Wat houdt de zorgplicht in? Dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van anderen, in casu met die van de crediteuren in het faillissement, wier verhaalsmogelijkheden door de transactie van de ex-bestuurder zijn afgenomen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Hof voor de verdere behandeling van de vraag of de ex-bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld.

Voor meer informatie:

Clemens van Zeijl

vanzeijl@vanzeijlbijlaartsen.nl

T: 0341-420606