De procespositie van de jongmeerderjarige in een echtscheidingsprocedure
Wanneer ouders gaan scheiden, heeft dat vaak ook financiële gevolgen voor hun kinderen. Voor minderjarige kinderen zijn de regels duidelijk: ouders blijven verplicht in hun onderhoud te voorzien en belangrijke beslissingen over hen worden in overleg genomen of door de rechter vastgesteld. Maar wat gebeurt er zodra een kind achttien wordt?
Onderhoudsplicht van de ouders
Volgens artikel 1:392 en 1:395a van het Burgerlijk Wetboek blijft de onderhoudsplicht van de ouders bestaan tot het kind 21 jaar oud is. Deze verplichting wordt niet meer aangeduid als “kinderalimentatie”, maar als onderhoudsbijdrage voor de kosten van levensonderhoud en studie. De jongmeerderjarige— dat wil zeggen iemand tussen de 18 en 21 jaar — heeft dus recht op financiële ondersteuning, ook al is hij of zij meerderjarig.
Eigen recht op alimentatie
Een belangrijk verschil met minderjarigen is dat de jongmeerderjarige een eigen recht heeft op de alimentatie en om deze te ontvangen. Ouders maken in het kader van een echtscheiding vaak in onderling overleg afspraken over de onderhoudsbijdrage aan de jongmeerderjarige, omdat deze afspraken ook gevolgen hebben voor de hoogte van de bijdrage die voor alle kinderen (minderjarig en jongmeerderjarig) betaald kan worden en de eventuele partneralimentatie. Als het niet lukt om in onderling overleg afspraken te maken over de onderhoudsbijdrage aan de jongmeerderjarige is het de vraag of deze onderhoudsbijdrage ook in de echtscheidingsprocedure door de rechter kan worden vastgesteld. De Hoge Raad heeft over de procespositie van de jongmeerderjarige in de echtscheidingsprocedure op 9 mei 2025 een belangrijke uitspraak gedaan.
Prejudiciële vragen
In de literatuur en rechtspraak is er langere tijd discussie geweest over de procespositie van de jongmeerderjarige. In de literatuur werd wel bepleit dat de jongmeerderjarige, eventueel na één van zijn ouders daartoe te hebben gevolmachtigd, in de echtscheidingsprocedure en voorlopige voorzieningenprocedure een verzoek kan doen tot vaststelling van een bijdrage in zijn kosten van levensonderhoud en studie. In de rechtspraak werd dit door sommige gerechten gevolgd, maar door andere niet.
De rechtbank Rotterdam heeft in een zaak waarin discussie over de ontvankelijkheid van een dergelijk verzoek zich voordeed besloten prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 9 mei 2025 antwoord gegeven op deze vragen.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Wet geen mogelijkheid biedt om als daartoe gemachtigde ouder namens de jongmeerderjarige in een voorlopige voorzieningenprocedure of als nevenvoorziening in een echtscheidingsprocedure een verzoek te doen tot het vaststellen van een (voorlopige) bijdrage voor de kosten van levensonderhoud en studie. De Hoge Raad volgt hierin de Advocaat-Generaal die concludeerde dat de voorzieningen in artikel 822 lid 1 Rv (voorlopige voorziening) en artikel 827 lid 1 Rv (nevenvoorziening) tussen echtgenoten worden getroffen, terwijl de jongmeerderjarige zelf een aanspraak heeft jegens zijn ouders. Voor de jongmeerderjarige is dus geen plek in de echtscheidingsprocedure.
De Hoge Raad heeft aan zijn oordeel nog wel een belangrijke opmerking toegevoegd. De Hoge Raad heeft namelijk overwogen dat zijn oordeel er niet aan in de weg staat dat de rechter een op grond van art. 1:395a BW gedaan verzoek van de jongmeerderjarige gelijktijdig behandelt met verzoeken die in de echtscheidingsprocedure tussen de ouders zijn gedaan. Dit mag een door de jongmeerderjarige zelf ingediend verzoek zijn, maar ook een verzoek dat door de daartoe gemachtigde ouder is ingediend. Dit is dus een aparte procedure los van de echtscheidingsprocedure. Ook kan er indien nodig om een voorlopige voorziening worden gevraagd, die gelijktijdig met een verzoek voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure wordt behandeld. De rechtsgrond voor dit verzoek heeft wel een andere basis en daardoor zitten hier in de praktijk nog wel de nodige haken en ogen aan. Dit vergt onder andere een goede planning van de verschillende procedures.
Conclusie
De jongmeerderjarige bevindt zich in een overgangspositie: juridisch zelfstandig, maar nog niet geheel onafhankelijk. Ouders blijven verplicht bij te dragen in het onderhoud, maar als ouders samen niet tot overeenstemming komen kan er in de echtscheidingsprocedure geen beslissing aan de rechter worden gevraagd ten aanzien van de jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige dient al dan niet via een ouder als gemachtigde een aparte procedure te starten, waarbij aan de rechtbank wordt verzocht de procedures gevoegd te behandelen.
Voor meer informatie
Tamara Putters
putters@vanzeijlbijlaartsen.nl
T: 0341-420606
Gerelateerd
-
13 november 2025
De procespositie van de jongmeerderjarige in een echtscheidingsprocedure
-
8 oktober 2025
Prinsjesdag 2025 en de wijzigingen in het arbeidsrecht
-
23 september 2025
Persbericht: geen doorstart voor CelaVita Foods B.V.
-
11 september 2025
Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie met twee jaar verlengd