IS HET UITEN VAN JE MENING OVER HET HUIDIGE VACCINATIEBELEID EEN REDEN VOOR ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST?
Vast staat dat iedere burger het recht heeft op vrije meningsuiting. Deze vrijheid is in arbeidsrelaties echter niet altijd onbegrensd. Het recht op vrije meningsuiting vindt zijn begrenzing in de verplichting van de werknemer om zich als goed werknemer te gedragen. De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem heeft op 24 augustus jl. inzicht gegeven in de grens tussen geoorloofde vrijheid van meningsuiting en de verplichting van een werknemer zich als goed werknemer te gedragen.
Door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zijn in het zogenoemde Herbai-arrest van 5 november 2019, nr. 11608/15, JAR 2020/18 vier aspecten benoemd die bij de beoordeling daarvan een rol spelen. Het gaat om de aard van de meningsuiting, de motieven van de werknemer, de schade die de werkgever door de uitingen lijdt en de zwaarte van de opgelegde sanctie.
In de zaak die bij de rechtbank Gelderland speelde heeft de rechtbank aan de hand van de door het EHRM vastgestelde aspecten de kwestie beoordeeld. In deze zaak ging het om een werkneemster werkzaam bij een zorginstelling. De werkneemster heeft een twee soorten ‘anti-vaccinatie uitlatingen’ geplaatst op haar LinkedIn-pagina.
Geoorloofde vrije meningsuiting
In één van de posts op LinkedIn heeft de werkneemster het landelijk beleid voor de bestrijding van de COVID-19 pandemie en de op basis daarvan genomen maatregelen aan de kaak gesteld. De werkneemster waarschuwt in algemene zin voor de gevaren van vaccineren tegen COVID-19.
De berichten waarin de werkneemster in zijn algemeenheid haar mening uit over het vaccinatiebeleid en waarschuwt voor de gevaren, valt volgens de rechtbank onder de geoorloofde vrije meningsuiting.
Het doel van de werkneemster is deelnemen aan de maatschappelijke discussie over het beleid ter bestrijding van de pandemie. Het gaat om de uiting van haar persoonlijke standpunten. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat werkneemster een persoonlijk doel of motief heeft met de uitingen die zij heeft gedaan. Er is geen sprake van persoonlijke wrok of financieel gewin. En er is niet komen vast te staan dat de werkgever door deze berichten schade heeft geleden, aldus de rechtbank. Het plaatsen en delen van deze berichten valt volgens de rechtbank Gelderland daarom onder de vrijheid van meningsuiting van de werknemer.
Ongeoorloofde meningsuiting
In een andere post heeft de werkneemster berichten geplaatst en gedeeld die specifiek gericht zijn op de mensen die meewerken aan het landelijk beleid, zoals ook haar werkgever. In deze berichten vergelijkt de werkneemster deze mensen als zijnde (oorlogs)misdadigers die aansprakelijk zijn voor hun handelen en bestempelt het vaccinatiebeleid tot genocide.
Deze uitlatingen kwalificeren niet als gematigd, opiniërend en/of informatief en zijn niet gericht op kennisdeling of uitwisseling van standpunten. Dergelijke uitlatingen worden als emotioneel, veroordelend en beledigend beoordeeld. Dat deze uitlatingen ook daadwerkelijk beledigend zijn opgevat blijkt in deze zaak ook uit het feit dat collega’s van de werkneemster hebben geklaagd over het plaatsen van deze berichten. Met het plaatsen van deze berichten heeft werkneemster een grens overschreden die niet noodzakelijk was voor het door haar nagestreefde doel, terwijl de inhoud daarvan kwetsend kan zijn of is geweest voor haar eigen collega’s. Met het plaatsen van deze berichten heeft de werkneemster in strijd met het goed werknemerschap gehandeld.
Consequentie voor de werkneemster
De rechtbank oordeelt dat van werkneemster verwacht mag worden dat zij weet hoe een maatschappelijk debat wordt gevoerd en dat beledigende en veroordelende berichtgeving daarin niet thuishoort. Zij had behoren te beseffen dat dit kwetsend is of zou kunnen zijn voor haar naaste collega’s.
De werkneemster heeft, nadat zij door de werkgever op haar toonzetting is aangesproken en officieel is gewaarschuwd, geen inzicht of besef getoond dat haar berichten beledigend opgevat konden worden. Zij heeft niet laten blijken dat zij inziet dat ze te ver is gegaan, noch enige poging ondernomen om de al toegebrachte schade te herstellen. De rechtbank oordeelt dat gelet op al deze omstandigheden niet in redelijkheid van de werkgever verlangd mocht worden het dienstverband voort te zetten. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen van werkneemster.
Kortom
Voor zover het om algemene en waarschuwende uitlatingen gaat oordeelt de rechtbank dat dit onder geoorloofde vrijheid van meningsuiting gaat maar als bij dergelijke berichten veroordelende, emotionele en beledigende uitlatingen worden gedaan dan kan dit dermate grensoverschrijdend zijn dat dit een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot gevolg kan hebben.
Voor meer informatie:
Luciënne ter Haar
terhaar@vzba.nl
T: 0341-420606
Gerelateerd
-
5 september 2024
NIET MELDEN VAKANTIE TIJDENS ZIEKTE; WEL OF GEEN REDEN VOOR ONTSLAG?
-
19 juni 2024
IN DE TOEKOMST BETALEN VOOR EEN CONCURRENTIEBEDING?
-
3 mei 2024
Niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een werknemer met uitgezaaide borstkanker; is dit verboden onderscheid?
-
21 maart 2024
De Hoge Raad oordeelt dat een bereikbaarheidsdienst met reactietijd als ‘arbeidstijd’ moet worden aangemerkt