UITSPRAAK UBER- ZAAK: ONDERNEMERSCHAP SPEELT ROL BIJ KWALIFICATIE ARBEIDSRELATIE

14 maart 2025

Op 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de langverwachte Uber- zaak. In oktober 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam prejudiciële vragen geformuleerd over welke betekenis aan het gezichtspunt ‘ondernemerschap’ uit het Deliveroo- arrest toekomt bij de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen een werkende en een werkgevende. In hoeverre is het ‘ondernemerschap’ – zowel intern als extern – relevant bij de beoordeling of een rechtsverhouding een arbeidsrelatie betreft of een zelfstandige relatie.

Kwalificatie rechtsverhouding
Sinds de Belastingdienst heeft aangekondigd dat zij met ingang van 1 januari 2025 gaan controleren op schijnzelfstandigheid is de vraag hoe een rechtsverhouding moet worden gekwalificeerd weer uiterst actueel.

Hoe de rechtsverhouding tussen een werkende en een werkgevende moet worden gekwalificeerd is bepaald in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek en in het Deliveroo- arrest. Zie hiervoor tevens mijn eerdere artikel ‘ZZP’er of Werknemer’. Kort gezegd geldt dat indien sprake is van een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt in dienst van de andere partij tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten, dan is op grond van de wet sprake van een arbeidsovereenkomst.

De afgelopen jaren is met name over het bestanddeel ‘in dienst van’ ofwel de gezagsverhouding discussie. Wanneer is nou sprake van een gezagsverhouding. Hier heeft de Hoge Raad met het Deliveroo- arrest invulling aan gegeven.

Deliveroo
In het Deliveroo- arrest heeft de Hoge Raad 9 gezichtspunten geformuleerd die relevant zijn voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. Deze gezichtspunten zijn:

  1. De aard en duur van de werkzaamheden;
  2. De wijze waarop de werkzaamheden en werktijden worden bepaald;
  3. De inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie (zijn ze onderdeel van de organisatie);
  4. Het al dan niet bestaan van de verplichting om het werk persoonlijk te verrichten;
  5. De wijze waarop de contractuele regeling en verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  6. De wijze waarop de beloning wordt bepaald en uitgekeerd;
  7. De hoogte van deze beloning;
  8. Loopt degene die de werkzaamheden verricht commercieel risico;
  9. Gedraagt degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als zijnde ondernemer (verwerven reputatie, acquisitie, fiscaal etc.).

Bij de beoordeling van de rechtsverhouding dient met al deze omstandigheden rekening te worden gehouden.

Uber
Het laatste gezichtspunt uit het Deliveroo- arrest – het ondernemerschap – lag in de Uber- zaak vooral ter discussie.

Vergelijkbaar met de kwestie in de Deliveroo- zaak was in de Uber-zaak de vraag aan de orde of Uber- chauffeurs als werknemers moeten worden gezien of als zzp’ers. Tijdens de behandeling van deze zaak bij het Gerechtshof Amsterdam is al verwezen naar de gezichtspunten zoals geformuleerd in de Deliveroo- zaak. In de Uber-zaak heeft het Gerechtshof nog expliciet de vraag gesteld hoe zwaar het ‘ondernemerschaps- criterium’ weegt ten opzichte van de andere criteria: is de presentatie als ondernemer doorslaggevend of slechts een van de aspecten die moeten worden meegewogen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie? 

Het advies van Advocaat- Generaal De Bock vóór de uitspraak was dat het ‘ondernemerschap’ een beperkte rol te geven. Dit gezichtspunt dient volgens haar pas aan bod te komen als de overige acht punten geen duidelijkheid geven over de vraag of een werkrelatie als arbeidsovereenkomst of als opdrachtovereenkomst moet worden gekwalificeerd.

De Hoge Raad heeft thans echter overwogen dat alle omstandigheden van het geval bij de kwalificatievraag dienen te worden betrokken. De Hoge Raad heeft daaraan toegevoegd dat er geen beperking in gezichtspunt 9 te lezen is dat het ondernemerschap in een bepaalde rangorde volgt of eng zou moeten worden uitgelegd. Het is dus mogelijk dat voor precies dezelfde werkverschaffer de ene werker werkzaam is als werknemer en de andere als opdrachtnemer.

De ene Uber-chauffeur kan dus ondernemer zijn terwijl de andere Uber- chauffeur – die hetzelfde werk doet – werknemer kan zijn. Het maakt daarbij niet uit of ze zich buiten hun werk voor Uber wel of juist niet als ondernemer gedragen. Volgens de Hoge Raad hangt het echt af van de specifieke omstandigheden per geval.

Het Gerechtshof Amsterdam dient nu te oordelen of Uber-chauffeurs schijnzelfstandigen waren of niet. Bij die uitspraak zal dan ook duidelijk worden of dit voor alle Uber-chauffeurs geldt, of dat een deel wel als ondernemer moet worden gezien.

Nieuwe wet
Het antwoord van de Hoge Raad gaat ook een rol spelen bij de nieuwe wet waar het kabinet aan werkt, de wet VBAR. Het kabinet wachtte op deze uitspraak om die wet verder uit te werken. De VBAR moet voor meer duidelijkheid gaan zorgen over welke zzp’ers nou wel schijnzelfstandigen zijn en welke niet.

Voor meer informatie
Hebt u vragen of wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neem dan gerust even contact op.

Luciënne ter Haar
terhaar@vzba.nl
T: 0341-420606